Politie wiste ontlastende video op telefoon verdachte moord Peter R. de Vries (UPDATE)

Het bewijs dat de Pool Kamil E. op 6 juli wist dat er een moord op Peter R. de Vries gepleegd zou moeten worden zit niet in het dossier, aldus zijn advocaten. Er is geen informatie, geen communicatie en er zijn geen geldstromen die wijzen op betrokkenheid van de Pool. De advocaten stellen dat er juist ontlastende informatie over hem is. Ze vroegen maandag om opheffing van zijn voorlopige hechtenis.

Door @Wim van de Pol

Maandag was de tweede voorbereidende zitting in de zaak tegen de verdachten Delano G. en Kamil E.. Het Openbaar Ministerie gaat ervan uit dat G. op 6 juli 2021 de schutter was. E. zou op twee dagen in juni verkenningen hebben gedaan rondom het Amsterdamse Leidseplein, en als chauffeur op hebben getreden.

De twee zijn nadat De Vries op 6 juli was neergeschoten in de Lange Leidsedwarsstraat gearresteerd in een auto nabij Leidschendam. In de auto waren twee vuurwapens aanwezig. De Vries overleed negen dagen later.

Beide verdachten hebben tot nu toe gezwegen. G. was niet aanwezig. Kamil E. was online aanwezig, vanuit het huis van bewaring in Lelystad.

Dna Delano G.

Tijdens de eerste pro forma-zitting werd al duidelijk dat er dna van Delano G. op het moordwapen is gevonden. Dat heeft volgens een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) ‘een hoge bewijskracht’. Op een van de wapens zit ook een dna-mengprofiel, met minder hoge bewijskracht, van onder meer Kamil E..

Het Openbaar Ministerie wil de verdenking tegen Kamil E. over medeplegen moord onder meer bewijzen met camerabeelden die beschikbaar zijn. Zowel op 23 juni als op 28 juni zou E. in Amsterdam zijn geweest om verkenningen te doen. Op 23 juni is hij onder meer gezien op de Lange Leidsedwarsstraat. Ook volgens de data van zijn telefoon was hij die dag in Amsterdam.

Op beelden van 28 juni is te zien dat een man die op zijn telefoon kijkt naar binnen stapt bij Jack’s Casino in de Lange Leidsedwarsstraat. Volgens de officier van justitie was dat E.. Hij was te herkennen aan een jas en aan een tatoeage op zijn hand. Deze man volgde daarna duidelijk de gangen van De Vries toen die zijn auto ging ophalen.

Alibi?

Kamil E. zei vanuit Lelystad:

Ik ben niet de persoon die op 28 juni is te zien. Ik was bij mijn moeder en daar is een video van en die is gewist.

Het lijkt erop dat E. inderdaad een alibi zou kunnen hebben voor die 28 juni en dat er ten onrechte beelden op een telefoon zijn gewist. Zijn advocaat Alexander Admiraal betoogde dat hiervoor ook echt bewijs is. Uit een getapt telefoongesprek kan blijken dat E. op 23 juli vanuit het huis van bewaring aan zijn moeder vraagt om bepaalde beelden veilig te stellen van een SD-kaart in zijn telefoon. Dat zijn beelden die op 28 juni zijn gemaakt toen E. bij haar op bezoek was.

Informatie van de TCI

Wat er daarna volgde is opmerkelijk.

Daags na dit gesprek ontvangt het onderzoeksteam van de recherche informatie van de inlichtingendienst (TCI) van de politie met de strekking dat er 50.000 euro bij de moeder van E. thuis zou liggen. Dat geld zou Kamil E. hebben ontvangen voor de moord op De Vries.

Bij de direct volgende politie-inval – vanwege een witwasverdenking tegen E. – wordt er echter geen 50.000 euro gevonden. Maar wel een telefoon, die de politie meeneemt. De SD-kaart in de telefoon wordt gewist.

Het Openbaar Ministerie heeft ter verklaring gesteld dat de vertaling van het tapgesprek tussen Kamil E. en zijn moeder pas vijf dagen na het wissen is ontvangen door het onderzoeksteam. Advocaat Admiraal:

Dat het uitgeschreven proces-verbaal formeel misschien pas vijf dagen na het gesprek is ontvangen, dat zal best. Maar dat de recherche niet op de hoogte was van wat er tijdens dat gesprek is gezegd, dat gelooft natuurlijk helemaal niemand.

Snelheidsovertredingen

Advocaat Ayse Çimen oordeelt dat er waarschijnlijk nog meer ontlastende informatie over E. is, die (nog) niet in het strafdossier van de rechtbank zit.

Zo zijn er door een auto met daarop de kentekenplaat van de Renault Kadjar waarin Delano G. en Kamil E. op 6 juli zijn aangehouden in de namiddag van 5 juli twee snelheidsovertredingen gemaakt op de N11, ter hoogte van Alphen aan de Rijn en Zoeterwoude. Ze wil graag de foto’s zien om te bekijken op welke auto die kentekenplaten toen zaten en wie er achter het stuur zat. Dat zou niet haar cliënt zijn. Verder ontbreken er volgens Çimen nog camerabeelden die op 23 juni, 28 juni en 6 juli zijn gemaakt. Verder is het wachten nog op de lokatiegegevens van een cryptotelefoon die bij E. is gevonden.

Opdrachtgever

Çimen zei ook dat de recherche in augustus TCI-informatie heeft ontvangen over de liquidatie van De Vries. Een anonieme informant zei de opdrachtgever te kennen en de uitvoerders. Over E. zei de informant dat deze niet wist dat er op 6 juli een liquidatie stond te gebeuren toen hij met G. naar Amsterdam reed. Çimen zei aan de rechtbank deze informant zelf te willen horen omdat haar cliënt daarvoor een overgroot belang heeft omdat deze informatie ‘cruciaal’ is voor de beoordeling van het bewijs. Ze wil ook medeverdachte Delano G. horen als getuige over wat er die 6 juli allemaal tussen de twee is besproken.

Herkenning

Advocaat Admiraal vroeg om opheffing van de voorlopige hechtenis van E.. Er is volgens hem geen bewijs dat E. wist wat hij op 6 juli in Amsterdam ging doen. Kamil E. bevestigde overigens dat hij inderdaad op 23 juni en op 6 juli in Amsterdam geweest was. Hij had G. naar Amsterdam gebracht voor ‘een gesprek’ zei hij vanuit Lelystad. En op 23 juni zou hij niet bezig zijn geweest met verkenning.

Op 28 juni zegt hij niet in Amsterdam te zijn geweest. Het beschikbare beeld van 28 juni is volgens advocaat Admiraal slecht van kwaliteit ‘en te mager om tot een deugdelijke herkenning te komen’.

De man die de recherche op beelden van 28 juni identificeerde keek op een mobiele telefoon. Op die dag stond de telefoon van Kamil E. uit en registreerde die hem dus niet in Amsterdam, terwijl op 6 juli, de dag van de moord, E.’s telefoon wel gewoon aanstond en in Amsterdam was.

De rechtbank hoopt de zaak in juni volgend jaar inhoudelijk te kunnen behandelen.