‘Strengere regels voor EBI moeten niet leiden tot inhumaan gevangenisregime’

De strengere beveiliging in de gevangenis van een ‘buitencategorie’ criminelen, moet niet ten kostte gaan van de basale rechten die gedetineerden in hun cel hebben. Dat stelt de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming donderdag in een rapport.

Door Joost van der Wegen

Communiceren

De Raad reageert in haar rapport op de plannen van minister Weerwind van Rechtsbescherming (D66). Die bekijkt in hoeverre zware criminelen, zoals de van diverse moorden verdachte Ridouan Taghi, het communiceren vanuit de gevangenis moeilijker gemaakt kan worden. Het gaat dan vooral om de groep die wordt geplaatst in de EBI in Vught (Extra Beveiligde Inrichting).

Inhumaan

De raad begrijpt dat de minister hier in het belang van de veiligheid van de maatschappij naar kijkt, maar ze waarschuwt er wel voor dat dit niet moet leiden tot een inhumaan gevangenisregime. Ook is ze bezorgd dat veroordeelden te snel in die categorie worden ingedeeld, en dat de beperking voor deze gedetineerden een extra straf zijn, naast de vrijheidsstraf.

Functioneren

Verder geeft ze aan dat de minister moet oppassen dat er nog wel een mogelijkheid tot resocialisatie moet zijn voor deze gedetineerden. Ook deze gevangenen komen doorgaans op een dag weer buiten te staan, waarna ze zullen moeten kunnen functioneren in de maatschappij. De raad heeft het over een ‘verantwoorde terugkeer in de maatschappij.’

Tenslotte wijst ze erop dat zelfs met de meeste extreme veiligheidsmaatregelen, het risico dat gedetineerden contact met de buitenwereld hebben, niet altijd te vermijden is.

Ridouan Taghi had onder meer een briefuitwisseling met Theo van Gogh’s moordenaar Mohammed B. en liet zich bijstaan door zijn neef Youssef Taghi, die boodschappen voor hem naar buiten bracht vanuit de EBI, bestemd voor zijn criminele organisatie.