Waarom werd de dood van Dokter XTC niet opgelost? (UPDATE)

Danny Leclère was maar 34 jaar toen hij op een oprit van Ringweg A10 Oost in Amsterdam op zakelijke wijze werd geliquideerd. Door wie? In opdracht van wie? Het zijn vragen die tot in het Holleeder-proces doorspelen. Er is nu een boek over Leclère: Dokter XTC.

Door Wim van de Pol

Een aantrekkelijke jongen, arts, afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit Leuven. Bovendien spin in het web in de allereerste multinationale xtc-pillen-onderneming ter wereld. En ook: microwave-miljonair: tientallen miljoenen euro’s in een krappe twee jaar.

De liquidatie was op Hemelvaartsdag, 20 mei 1993. Bijna 27 jaar later verschijnt Dokter XTC, door misdaadjournalist Marian Husken. Haar boek behandelt twee kwesties. Hoe is een talentvolle jongen, afgestudeerd arts, uit een net katholiek nest in Hasselt (B), in het moorddadige Amsterdamse drugsmilieu terechtgekomen? De tweede kwestie: hoe de activiteiten van deze avonturier nog doorspelen tot in het moordproces tegen Willem Holleeder.

Vrijbuiter

Het warme nest in Hasselt leidde Danny niet naar een mooie praktijk in een hoeve ergens in Belgisch Limburg. Leclère hield van snelheid. Voordat hij afstudeerde was hij al getrouwd met zijn eerste vrouw en eenmaal arts begon hij met haar café-restaurant Grand Cru aan de Fruitmarkt in Hasselt. Het liep er niet storm maar er kwam wel frequent een select publiek, onder hen Rotterdammer Tonny van Dalen. Een contact voor later. Leclère week al vroeg af van het gebaande rechte pad.

Hij was een vrijbuiter, wat niet alleen betekende dat hij van duiken hield, maar ook van reizen, geld verdienen en drugs. Marian Husken is de eerste journalist die de beginjaren van Leclère in de criminaliteit diepgaand heeft uitgezocht. Het is de eerste poot van het boek. Ze bemachtigde oude onderzoeksdossiers en tilde er de fantastische verhalen over hasjhandel vanuit Marokko met onder meer Louis Dobbels uit.

Mijnenveger

De twee verzamelden een hasjvloot, van oude sleepvaartuigen, tot plezierjachten en als pronkstuk een oude Duitse mijnenveger, de Pegasus. Die laatste zou worden omgebouwd voor luxe cruises, dat was het verhaal dat de werkelijke bestemming moest verhullen. De schepen dumpten hasj voor de Vlaamse kust in zee en duikers haalden die later omhoog. Het ging enige tijd voorspoedig totdat ze recherche er lucht van kreeg. Na een langdurig onderzoek werd de laatste tocht van de Pegasus vanaf de Noord-Afrikaanse kust nauwkeurig gemonitord, en kwam het in november 1989 tot een achtervolging op zee. De Belgische en Nederlandse marine deden het vuile werk. Toenmalig Hr. Ms. Jan van Brakel loste daarbij schoten voor de boeg. Mariniers enterden de Pegasus vanaf helikopters.

Een arrestatieteam duwde Leclère een paar dagen later omver op de stoep voor de Grand Cru in Hasselt. Na zeven maanden voorarrest kwam hij in Antwerpen op vrije voeten en was hij spoorloos verdwenen, naar Nederland. (Tekst loopt verder onder reclames)

PMK en BMK

Lecère deed niet alleen in hasj. Al voor zijn aanhouding was hij bezig geweest met de verkrijgen van grondstoffen PMK en BMK voor de productie van MDMA en aanverwante grondstoffen voor “xtc-pillen”. De Belgische recherche blijkt deze slim in elkaar gezette aanvoerroutes, met fictieve bestemming een bedrijf in Lagos, Nigeria, deels in kaart te hebben gebracht. Ook dat ontfutselde auteur Marian Husken aan de vergetelheid. Leclère verdiepte zich daarnaast in de receptuur en het chemische productieproces van designer drugs en dat was een gouden initiatief.

150 miljoen euro

Vanaf 1990 produceerden Danny Leclère en zijn Nederlandse connecties Tonny van Dalen en Ronald van Essen xtc-pillen, op een zeer grote schaal. Ze wisten die bovendien in het Verenigd Koninkrijk aan de man te brengen. Het is niet overdreven te zeggen dat de internationale take-off van de cultuur rond dancemuziek, vanaf de nieuwe summer of love in 1990, goeddeels op hun conto kwam. Een toenmalig rechercheur vertelt aan Husken dat de FIOD indertijd berekende dat de omzet van de groep omgerekend 150 miljoen euro omzet heeft gedraaid met veertig tot vijftig procent winstmarge. Dat draaide door tot 14 februari 1992, toen Leclère, Van Dalen en Van Essen en het grootste deel van hun netwerk werden opgepakt en vervolgd.

Vastgoedbelegger Wim Endstra was volgens de FIOD één van de personen die het witwastraject voor zijn rekening nam. Er was onder meer bewijs voor beleggingen cacaoloodsen in de Amsterdamse haven. Maar Endstra bleef altijd vrij van strafrechtelijke vervolging.

Stanley Hillis

Niet het gehele netwerk was opgedoekt. Er was in ieder geval nog één laboratorium waar geproduceerd kon worden. Amsterdammers Stanley Hillis, Mink Kok en Jan Femer hadden contacten met het xtc-drietal en konden het voortzetten. Ze wilden voor de productie de kennis en het toezicht van Leclère en de instemming van Van Dalen. Dus haalden Kok en Femer Van Dalen persoonlijk met een vervalst lichtingsbriefje uit de Bijlmer Bajes. Leclère kon naar buiten voor een bezoek aan de begrafenis van zijn oma en dook onder.

Mink Kok en Jan Femer brachten Leclère op professionele wijze onder in safe houses, in Amsterdam-Zuidoost en achter het Surinameplein in Amsterdam. Een regime waar Leclère zich tot ergernis van de twee soms moeilijk in kon schikken. Op de dag van zijn dood was hij uit de Bijlmer weggereden zonder lijfwachten, zoals te doen gebruikelijk was.

Zijn tientallen miljoenen guldens bleven na zijn dood onder de hoede van Willem Endstra. Samen met Endstra zou Leclère investeren in een duikresort, een heel eiland bij Sumbawa, Indonesië. Het is waarschijnlijk in een grote Endstra-pot in Liechtenstein terechtgekomen.

Connecting the dots

De vraag waarom de Amsterdamse politie zowel Endstra, als Hillis, als Femer, als Mink Kok, tot aan 1999 (en Hillis nog langer) hun gang lieten gaan, laat Husken helaas buiten beschouwing. Voor die keuze valt wel iets te zeggen. Bewijzen voor corruptie zijn (nog) niet boven water gekomen. Een spijkerhard connecting the dots is niet mogelijk gebleken. In het boek Fred en de Wet is wel een aantal van die punten (dots) aangedragen.

Twee moorden

In het verlengde hiervan spelen twee onopgeloste moorden binnen dezelfde groep verdachten Hillis, Kok en Femer. De moord Jaap van der Heiden (door een bom aan de voordeur in Alkmaar) op 10 mei 1993 en die op Danny Leclère tien dagen later. Door het onderzoek van het IRT-team dat gaande was op de groep Hillis bij het IRT was precies duidelijk dat een aantal van de verdachten op het moment van de ontploffing in Alkmaar waren. Husken maakt duidelijk dat het IRT die belastende informatie niet deelde met de Alkmaarse politie om hun operatie met een informant niet in gevaar te brengen.

Mink Kok

Over beide liquidaties was in de dossiers van het opgeheven politieteam “IRT” dus veel informatie verzameld. Maar justitie bepaalde na opheffing van het IRT (eind 1993) dat deze dossiers nooit meer gebruikt mochten worden, en in de kluis moesten verdwijnen.

Jan Femer werd in 2000 door onbekenden doodgeschoten. Justitie bracht in 2006 wél Mink Kok (en niet Stanley Hillis) voor de rechter in de zaak van Van der Heiden. Het embargo op de IRT-dossiers werd opgeheven. Maar de rechtbank van Rotterdam kreeg lang niet alles te zien, zo bleek uit getuigenverklaringen. Belangrijk: alle informatie van de inlichtingendienst van het IRT ontbrak. En tot overmaat van ramp bleek er een proces-verbaal te zijn vervalst door een politieman die inzage had gehad in IRT-informatie, in het nadeel van Kok.

De rechtbank zag uiteindelijk niet genoeg bewijs tegen Mink Kok in de zaak over Van der Heiden. Hoger beroep kwam er niet. Een zaak tegen Hillis is er nooit gekomen, terwijl die net zo prominent als Kok in de IRT-dossiers figureerde.

Observatieteams

De vraag is wat er uit de IRT-dossiers naar boven was gekomen als de zaak Leclère voor de rechter was gebracht en serieus was onderzocht. Immers: toen de moord op Leclère gebeurde zaten de observatieteams bovenop Hillis, Kok en Femer, en het IRT had tenminste één productieve informant in hun groep. Maar de IRT-dossiers waren om moverende redenen in de IRT-affaire verbannen.

De nagedachtenis van Leclère moet het doen zonder schuldigen aan zijn moord. Maar hij is tenminste nog in een boek vereeuwigd.

Peter R. de Vries

Marian Husken haalt in haar slotwoord terecht een al vergeten voetnoot uit het Holleeder-proces naar boven. Peter R. de Vries zei daar als getuige dat hij eens had gehoord dat Wim Endstra achter de moord op Leclère had gezeten. Endstra zou niet blij zijn geweest toen hij hoorde dat Leclère werk wilde maken van zijn droom over het duikresort in Indonesië en zijn belegde geld terug wilde. Een betrokken rechercheur sluit in het boek van Husken die mogelijkheid niet uit.

De rechtbank die Holleeder tot levenslang veroordeelde had geen interesse in een reconstructie van alle verwikkelingen rond het geld bij Endstra, en alle intriges van de betrokken criminelen. Want het is allemaal onbetrouwbaar, aldus de rechtbank. De kans is klein dat het mysterie rond de dood van Danny Leclère nog wordt opgelost.